Analyse van de rol van het Zwijn

Het lelijke Meisje-van-glas heeft zich ontwikkeld tot een begeerlijke vrouw, mooier dan haar twee oudere zussen. Haar vader zegt hierover:

[…] Bij jou is het anders. Schoonheid is niet een van je eigenschappen; eerder ben je de Schoonheid zelve. Dat maakt het voor een man onmogelijk te begrijpen dat je huilt om een knobbelvarken. Hij is lelijker dan het lelijkste varken en in niets jouw liefde waardig.

En toch is het juist aan dit knobbelvarken dat Rosalena in De Roos en het Zwijn van Anne Provoost erg gehecht is. Rosalena kent meer liefde voor het knobbelzwijn – dat zij Zoran heeft genoemd – en voor de rozenstruik die zij van haar vader heeft gekregen, dan voor de mannen die haar schoonheid komen bewonderen. Dat blijkt wel uit het volgende citaat:

Ik liep naar buiten en vond er Zoran. Hij had het houtje aan zijn poot losgeknabbeld en hinkte bij elke stap. Hoewel hij onder de modder en het geronnen bloed zat, drukte ik hem tegen me aan zoals ik een perfect mannenlichaam als dat van Ottokar tegen me aan had willen drukken.

 

Iets eerder heeft Ottokar – een jonge collega van Rosalena’s vader – al aangeboden haar zijn hond te geven om Zoran te vervangen. Zijn hond is zijn trouwste vriend. Maar Rosalena zegt:

[…] Voor mij is er alleen Zoran.

Uit het vorige citaat blijkt echter dat dit niet helemaal de waarheid is en dat brengt De Roos later in grote problemen. Uiteindelijk dingen namelijk zowel Ottokar als Tiras – een fluitspeler die al eerder in het verhaal zijn opwachting had gemaakt – naar de hand van Rosalena. Echter haar vader vindt dat eerst zijn twee oudere dochters moeten trouwen. Dus trouwt Tiras met Richenel, de oudste dochter en Ottokar iets later met Idelies.

De stad Antwerpen wordt dan getroffen door een pokkenepidemie en iedereen wordt ziek, ook Richenel en, Idelies en daarna Ottokar en Tiras, hoewel zij buiten de stad wonen. Alleen Rosalena blijft gevrijwaard van de ziekte omdat de elfen haar in haar jeugd een keer een koe die de koeienpokken had, hebben laten aanraken. Uiteindelijk herstelt iedereen in de familie maar Antwerpen heeft er flink onder geleden.

De volgende scène is misschien wel de sleutelscène uit het boeken omdat hij een aantal onherstelbare consequenties met zich mee blijkt te voeren. De Roos ligt in bed.

[…] Ik sperde mijn ogen wijd open, maar de kamer was volledig duister. Ik voelde een warm lichaam langs me heen onder de dekens glijden. Het was naakt en behaard, en toen het snikkend en hijgend op me kwam liggen, voelde ik hetzelfde medelijden als mijn moeder toen ze droomde dat het beest haar overviel. Het wezen had een buitengewone kracht, groter dan een sterveling, want hij slaagde erin plotseling te verdwijnen en na verloop van nog geen halve minuut met vernieuwde kracht terug te komen.

De Roos ziet deze ervaring als een verlossing en veronderstelt dat ze met een bosgeest te maken heeft. Echter, het knobbelzwijn is verdwenen en als de Roos moet kiezen voor haar minnaar of Zoran, zal ze haar minnaar afwijzen.Toch ontvangt ze haar minnaar opnieuw, waarbij haar hart middendoor scheurt. In die toestand vraagt De Roos aan haar vader een geneesmiddel mee te nemen dat de blindheid van Lucretia, de vroedvrouw, kan genezen.Terwijl haar vader op reis is besluit ze de bosgeest te ontmaskeren door met zalf een vetvlek in zijn haren te smeren. Die ochtend heeft echter niet een bosgeest een vlek in zijn haren, maar zowel Tiras als Ottokar.

Ondertussen lukt het haar vader ondanks een verre reis niet een geneesmiddel. Uiteindelijk steelt hij op de terugweg vlak bij huis een witte roos omdat daar een geneeskrachtige werking vanuit gaat. De man van wie de roos was, Thybeert, eist genoegdoening. Haar vader talmt en dus gaat de Roos naar hem toe en wordt zijn dienstmeid.

Heer Thybeert is mismaakt, heeft een bochel en en een van zijn handen is een bokkenpoot. Toch ontstaat er tussen de twee een soort van genegenheid en Thybeert leert Rosalena schrijven. Ze blijft echter verdrietig, mist haar vader en Thybeert laat haar weer naar haar huis gaan.

Weer thuis blijkt ze toch op een merkwaardige manier naar Thybeert te verlangen.

Mijn bestaan is een oefening in het verdwijnen.

Ze besluit terug te keren naar Thybeert. En ze leefden nog lang en gelukkig zou echter een dubieuze conclusie zijn.


Dit is het vijfde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Analyse van de personages: de Roos

De Roos is, zoals jullie gisteren aan al het citaat hebben kunnen zien, de vertelstDe Roos en het Zwijner van het verhaal. De lezer krijgt het verhaal vanuit haar gezichtspunt geserveerd. Daarom wil ik vandaag kort naar de Roos kijken. Wie is zij? Morgen ga ik haar dan bekijken in samenhang met andere personages, in het bijzonder het Zwijn.

In deze jeugdroman draait het vooral om gevoelens, de actie is ondergeschikt en is steeds slechts de veroorzaker van bepaalde gevoelens. Dit maakt het boek voor bepaalde lezers misschien minder toegankelijk. Maar lezers die bereid zijn met de personages mee te denken en te voelen krijgen daar in mijn ogen veel voor terug.

De Roos is geboren als derde en jongste dochter van een handelsreiziger. Haar moeder sterft al als de Roos nog erg jong is. De Roos heeft dan echter nog geen naam. Bij haar geboorte is zij volledig doorschijnend en ziet ze er erg lelijk uit.Haar vader noemt haar ‘Meisje-van-glas’ en iedereen verwacht dat zij snel zal sterven. Dat gebeurt echter niet, omdat – zo meent de Roos als vertelster van het verhaal – de elfen haar onder hun hoede hebben genomen.

Het Meisje-van-glas en haar oudere zussen Richenel en Idelies krijgen veel geschenken van hun vader. Hij brengt die mee van zijn handelsreizen. Een geschenk waar het meisje van glas erg gelukkig van werd, was een knobbelzwijn. Toen zij dit beest kreeg, was het op sterven na dood. Echter, het zwijn knapte op. Daardoor kreeg men ook hoop voor het meisje van glas, dat ook een naam kreeg: Rosalena.

Rosalena ontdekte al snel dat zij bepaalde gaven had. Haar vader had haar een moeder eens een spiegel gegeven. Op een dag dat Rosalena in die spiegel keek, zag zij haar vader tijdens zijn lange reis. Doordat zij hem helemaal kon volgen wist ze precies wat haar vader allemaal voor handelswaar had. Haar zussen konden dat dan alvast aankondigen in Antwerpen, waardoor hun zaken steeds beter gingen. Richenel en Idelies bleken niet over deze gaven te bezitten en zij vonden hun zus maar een ijdeltuit.

Op die manier werden de zussen ouder. Rosalena was allang niet meer het lelijke, doorschijnende Meisje-van-glas dat ze bij haar geboorte was. Ze is onder de hoede van de elfen uitgegroeid tot een beeldschone vrouw met een sneeuwwitte huid en rode lippen. Alle mannen willen haar zien. Ze komen van heinde en verre. Maar het stelt haar vader wel voor een probleem want zijn twee andere dochters zijn ouder en verdienen daarom eerder een man dan Rosalena.

Welke problemen dat ook voor De Roos oplevert zien we morgen.


Dit is het vierde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Proeven van De Roos en het Zwijn

De samenvatting die ik gisteren gaf was beknopt. Wil je een wat uitgebreidere samenvatting van het verhaal, met meer personage en wat meer plotdetails, dan kun je hier kijken op de website van de schrijfster, Anne Provoost.

Als je die samenvatting leest, zie je dat er, zoals ik al zei, veel gebeurt in het verhaal. Meer dan er normaal gesproken gebeurt in een verhaal van rond de 110 pagina’s. Het boek is dan ook misschien niet voor iedere lezer prettig. Het boek is bedoeld voor lezers vanaf dertien en het daarmee een zogenaamde adolescentenroman. Daar kom ik in de toekomst nog een keer op terug.

Ben je iemand die graag leest en die zich graag laat uitdagen door het enigszins moeilijke taalgebruik, dan denk ik dat De Roos en het Zwijn absoluut iets voor jou is. En is ook voor volwassenen een mooi boek, al is het maar omdat Provoost laat zien dat sprookjes nog best complex kunnen zijn.

Provoost aan het woord

Natuurlijk kan ik zelf wel blijven schrijven over dit boek, maar ik vind dat jullie het boek als het ware moeten. En dat kan het beste door een aantal citaten. Dan zie je meteen de schrijfstijl van de auteur.

Van mij wordt gezegd dat ik de mooiste vrouw ter wereld ben.

[…]

Ik ben niet mooi geboren. Mijn schoonheid is gaandeweg gekomen, terwijl ik opgroeide, en ze is de verdienste van de elfen. Zij hebben me gevoed in bescherming genomen. Omdat mijn schoonheid van hen komt, kan ik er niet aan ontsnappen. Ze staat als een harnas om me heen. Ooit was ik lelijk en onvolgroeid. Maar ik was ongeschonden. Nu ben ik volmaakt maar geraakt. En ik kan niet meer naar de oorspronkelijke staat terug.

Dit citaat is de eerste regel van het verhaal en de tweede alinea. De eerste alinea heb ik niet volledig weergegeven omdat dat een beschrijving is van de Roos en die staat op de achterflap van het boek, samen met een omschrijving van het Zwijn die verderop in het verhaal voorkomt. Die flaptekst is nog steeds te lezen bij online boekhandels, waar het boek nog tweedehands verkrijgbaar is.

De tweede alinea is veelzeggend. De Roos maakt duidelijk dat ze haar schoonheid aan magie te danken heeft en dat ze er misschien wel helemaal niet blij mee is. Ze kan er immers niet aan ontsnappen, het is haar noodlot. Ze kondigt eigenlijk al aan dat het einde van dit sprookje niet “En ze leefden nog lang en gelukkig.”  is.


Dit is het derde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Over De Roos en het Zwijn

Magisch

Gisteren herlas ik dus De Roos en het Zwijn van Anne Provoost. Ik ben nog steeds onder de indruk. Het verhaal voelt magisch aan. Provoost slaagt er met weinig woorden in enorm veel te vertellen en ze weet je ook echt te raken. Het is de magie die bij een goed sprookje hoort.

Toch heb ik de indruk dat ik het verhaal niet als een sprookje lees. Ik zie het eerder als een soort van tragedie. Provoost speelt met de wetten van het genre en hoewel ze dus weinig woorden gebruikt, zegt ze enorm ze veel. En daar bedoel ik niet alleen dat het verhaal me heeft geraakt. Nee, ik bedoel het ook letterlijk. Er gebeurt ontzettend veel in het verhaal. Meer dan je eigenlijk op basis van een lengte van 111 pagina’s zou verwachten. Het verhaal loopt over van de gebeurtenissen en toch gaat het verhaal nergens over het randje. Het past precies.

Een korte schets van de inhoud

Omdat ik me bewust ben van het feit dat ik met iedere samenvatting van het verhaal Anne Provoost en de personages uit het boek tekort zou doen, beperk ik mij tot een uiterst summiere beschrijving. Daarenboven zijn er op internet voldoende uitgebreidere samenvattingen te vinden. Dit alles gezegd zijnde toch een poging.

De jongste dochter van een Antwerpse handelsreiziger ontwikkelt zich van een doorschijnende baby van wie iedereen verwacht dat ze snel zal sterven tot de mooiste vrouw van de wijde omgeving. Ze is echter te mooi om een man te vinden en sluit alleen vriendschap met een knobbelzwijn. Jaren later sterft dat zwijn door haar schuld. Uit boosheid zadelt ze haar vader op met een onmogelijke opdracht. Door die opdracht steelt hij een witte roos bij een rijke man. De man eist genoegdoening en de dochter wordt zijn dienstmeid. Hoewel de man misvormd is, voelt ze zich wel tot hem aangetrokken.  Haar vader heeft echter groot verdriet en ze keert terug naar huis. Maar daar mist ze de misvormde man zo dat ze toch naar hem teruggaat.

Sprookje of toch niet?

De Roos en het Zwijn wijkt nogal af van het sprookje Belle en het Beest. Zo is bij Provoost de Roos degene die moet worden verlost en dat is in de bekende uitvoering het Beest. Daarnaast blijft het Zwijn lelijk terwijl het Beest uiteindelijk in een prins verandert waardoor Belle en het Beest nog lang en gelukkig leefden. Dat laatste valt bij de Roos en het Zwijn te betwijfelen. De Roos en het Zwijn komen weliswaar bij elkaar, maar het Zwijn blijft lelijk en de Roos is verscheurd door het verdriet om haar vader. Dat roept de vraag op of je het verhaal van Provoost wel een sprookje kunt noemen. Die vraag ik morgen proberen te beantwoorden.

Dit blog is wat droger geworden dan eigenlijk de bedoeling was. Voor de magie heb ik echt de woorden van Provoost nodig. De komende dagen zal ik dan ook mijn blog met een aantal citaten proberen te verlevendigen.


Dit is het tweede deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Een Belgisch sprookje

Met Belgische jeugdliteratuur heb ik pas laat kennisgemaakt. Ik las eigenlijk voornamelijk Nederlandse auteurs en Engelstalige auteurs, wier werk ik dan wel weer in vertaling las. Uit België kende ik vooral de strips, van Suske en Wiske heb ik vele albums gelezen, van Re Rode Ridder een enkele. Geschreven jeugdliteratuur uit België las ik niet. Dat was overigens geen bewuste keus. En nog steeds kan ik eigenlijk maar twee Vlaamse jeugdauteurs noemen, Bart Moeyaert en Anne Provoost. En… vooruit Joke van Leeuwen tel ik ook mee omdat ze al jaren in Antwerpen woont en zelfs van januari 2008 tot januari 2010 stadsdichter van deze plaats was. Ze was daarmee overigens de opvolgster van Bart Moeyaert.

Mijn eerste kennismaking met Vlaamse jeugdliteratuur was De Roos en het Zwijn van Anne Provoost. Ik las het tijdens mijn studie en vandaag nogmaals. Het is een verhaal geïnspireerd op het sprookje De Schone en Het Beest zoals dat oorspronkelijk is bedacht door Gianfresco Straparola in de eerste helft van de 16e eeuw. De versie die wij  kennen als Belle en het Beest van sprookjesboeken maar misschien wel vooral van Walt Disney is overigens geschreven door Madame Leprince de Beaumont die het weer baseerde op een  vertelling door Madame Villeneuve.

Net als de vorige keer genoot ik ook ditmaal van het verhaal van Provoost. Ik ga er nu niet verder op, maar haar proza heeft een zekere soberheid die past bij dit sprookje. Het gaat namelijk om jaloezie, eenzaamheid en verdwijnen. Haar proza is bijna kortaf want er staat geen woord te veel en staat geheel in dienst van het verhaal dat zij met verve weet op te roepen. Misschien nog wel beter dan bij het verhaal van Walt Disney – dat ik nooit heb gezien, maar ik ken het genre – weet Provoost de lezer een film voor te schotelen.

Een film die is gesitueerd is in het Antwerpen van de 14e eeuw. Dat denk ik althans, want de Pest* speelt een rol in het verhaal.

De komende dagen zal ik dieper ingaan op De Roos en het Zwijn en zal ik indien ik de sprookjes waarop het boek is geïnspireerd kan vinden, een vergelijking maken tussen de verschillende versies. Het sprookje heeft namelijk een interessante ontwikkeling doorgemaakt in de loop van de geschiedenis en ik ben benieuwd of dat in dit verhaal en haar bronversies zichtbaar is.

* Update 1 maart: Waar ik Pest schreef, rept het boek echter over pokken. Bij ziektes en Middeleeuwen denk ik blijkbaar snel aan de Pest.


Dit is het eerste deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Een mooie ontdekkingstocht

Mijn reis door de wereld van het prentenboek de afgelopen week was inspirerend. Eigenlijk begon die reis anderhalve maand geleden toen ik Max en de Maximonsters las en bekeek. Want bij een prentenboek kijk je vooral. Het zijn de beelden die de fantasie op gang moeten helpen.

Mijn reis werd deze week steeds spannender toen ik probeerde te achterhalen waar de kracht van het prentenboek vandaan komt, waarom kinderen ze zo betoverend vinden. De zoektocht naar de werking van boeken zal waarschijnlijk een constante gaan worden op dit blog. Want het is die vraag die mij vooral fascineert: waarom is het een mooi, spannend of ontroerend boek? Waarom kun je het boek niet meer wegleggen, moet je het in één ruk uitlezen? Hoe doet de schrijver dat? Welke technieken gebruikt hij of zij? En waarom werken die technieken?

Die vragen heb ik ook kort proberen te beantwoorden bij Max en de Maximonsters. En dat heeft me nieuwsgierig naar wat ik van andere prentenboeken ga vinden. Ik weet wel dat je een prentenboek het beste samen met een kind kunt lezen of aan hem of haar voorlezen, maar ik denk dat ik toch maar eens naar de prentenboeken kijk. Ze hebben me namelijk wel geraakt.

En het mooie aan prentenboeken is dus dat het structureel lezen van prentenboeken nuttig is voor de leerprestaties van jonge kinderen, zoals ik eerder deze week al meldde.

Nieuwsgierig gemaakt

Het prentenboek heeft mij dus nieuwsgierig gemaakt. Nieuwsgierig naar Kikker van Max Velthuijs. Ik kan mij uit mijn jonge jaren een verhaaltje herinneren over een kikker, het boekje kan ik echter niet meer vinden, dus ik weet ook niet of het van Velthuijs was. Ook de enthousiaste reacties eerder deze week van Elja over I want my hat back – in het Nederlands verschenen als Ik wil mijn hoed terug – en over het werk van Charlotte Dematons maken dat ik toch nog dieper in het prentenboek wil duiken. Het smaakt naar meer.

Beeldtaal

Wat mij deze week nog meer frappeerde was de kracht die van illustraties uitgaat. Zelf heb ik nooit heel veel om illustraties gegeven, hoewel ik die van Quintin Blake bij de boeken van Roald Dahl erg mooi vond. Maar deze week ontdekte ik in Max en de Maximonsters en in de vakliteratuur die ik las dat er toch een bepaalde magie van illustraties uitgaat, zeker voor jonge kinderen. Het geeft hun de mogelijkheid zelf een verhaal te vertellen. Illustraties zijn voor hen dus belangrijk. Ik hoop dat ik die magie ook zonder illustraties heb kunnen overbrengen. Ik denk dat ik nog een keer met een themaweek terugkom op beeldtaal. Met wat geluk kan ik dan op internet ook prenten vinden die mijn verhaal ook beeldend duidelijk maken.


Dit is het zevende en laatste deel in een reeks over prentenboeken en Max en de Maximosters van Maurice Sendak.

Wat maakt een prentenboek spannend?

Nadat ik gisteren op ‘Publish’ had geklikt realiseerde ik me dat ik me met de belofte om via Max en de Maximonsters te laten zien hoe een prentenboek spannend gemaakt kan worden, voor een lastig opgave had gesteld. De spanning in een prentenboek wordt voor een groot gedeelte gecreëerd door de illustraties. En juist die kan ik niet laten zien. Ik heb heb het nog even gecontroleerd bij Project Gutenburg en Google Books maar bij beide was geen online exemplaar beschikbaar.

Spanning

Toch doe ik een poging. Ik zal wel beschrijven wat er op de illustraties staat. Misschien werkt dat ook. Laat ik eerst terugkomen op spanning. Kinderen waarderen spanning – net als humor – heel erg in verhalen. Ze kunnen vanuit een veilige positie meeleven met de avonturen van de held meebeleven. Bij een spannend verhaal vraagt de lezer zich steeds af: wat gaat er gebeuren, waar gaan we naar toe, hoe komen we weer terug, wie heeft het gedaan, wat is het geheim?

Auteurs en illustratoren kunnen vooral de gebeurtenissen gebruiken. Die moeten als het ware vertraagd worden verteld, niet in één keer worden weggegeven. Het spreekt voor zich dat dit vooral geldt voor de afloop.

Ik heb een uitgebreid analysemodel gevonden over de werking van prentenboeken. Het stond in een boek (Oordelen op maat, de bundel bij het gelijknamige symposium over jeugdliteratuur dat op 17 januari 2007 werd gehouden aan de UvT. Ik kan er dus niet naar linken en om het hele model hier nu over te nemen, lijkt me ook weinig toe te voegen.

Spanning in Max en de Maximonsters

Laten we daarom maar proberen zonder het model en zonder illustraties de spanning in Max en de Maximosters te verklaren.

De held Max draagt een wolvenpak – een verkleedpartij – en haalt kattenkwaad uit. Welk kind doet dat niet? Zijn moeder wordt baas en stuurt hem naar zijn kamer. Herkenning en identificatiemogelijkheden voor de kleuter. Een slaapkamer is bovendien een voor kinderen veilige omgeving.

Dan gaat Max op reis. Spannend. Door een bos dat steeds wilder wordt, Tot hij aan zei komt en wegvaart – Steeds: wat nu? waarheen? hoe komt Max terug? Dan: enge beesten, enge geluiden – laat de kinderen maar brullen. Wie zijn dat? Stel de vraag, laat de fantasie los. Hoe redt Max zich hieruit, hoe zou jij het doen?

[…] tot  Max riep: ‘Koppen dicht!’ en ze temde door hen allemaal recht in hun gele ogen aan te kijken zonder zelf één keer met zijn ogen te knipperen, zodat ze bang werden en zeiden dat hij de vreselijkste was van alle Maximonsters, en zij maakten hem Koning van de Maximonsters.

Bovenstaande citaat staat op drie pagina’s zodat er wat spanningsverhogende vertraging is. Gelukkig is er daarna wat ontspanning want er volgt een feest. Maar – en dat is weer herkenbaar voor kinderen – Max begint zich te vervelen en wil naar huis. Hij verlaat de Maximonsters en keert terug naar huis, een lange reis, waarna hij weer op zijn kamer terechtkomt – veiligheid – waar hij zijn eten vindt – vertrouwdheid, zorgzaamheid.

Interactie

Tot zover het verhaal. Dit is natuurlijk het halve verhaal, want ik kan de illustraties niet laten zien. En die illustraties vertellen misschien wel een tweede verhaal. Niet het verhaal van de auteur/illustrator of voorlezer maar dat van het kind. Juist het spelen met het illustraties, het herkennen van elementen uit het verhaal, het zelf denken, maakt voor kinderen leuk, nog leuker, en leerzaam. Laat kinderen dan ook bedenken/vertellen wat ze zien op de illustraties. Dan is het kind nog actiever met verhaal bezig en dat is pas echt spannend. Zelf een verhaal vertellen.


Dit is het zesde deel in een reeks over prentenboeken en Max en de Maximosters van Maurice Sendak.

Prentenboeken leggen de basis (3/3)

Uit het gisteren aangehaalde onderzoek dat – ter aanvulling – is gedaan door Piet Mooren en dat beschreven staat in zijn Het prentenboek als springplank. Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboeken uit 2000 blijkt prentenboeken een positief effect hebben op de leerprestaties van kinderen uit groep 3.

Hoe kan dit positieve effect worden verklaard?

Daar zijn volgens Mooren en andere onderzoekers diverse mogelijke verklaringen voor. Jonge kinderen kunnen zich door de combinatie van tekst en beeld makkelijker bij een verhaal betrokken voelen dan wanneer ze alleen maar een tekst te horen krijgen, de ondersteuning van illustraties is dus belangrijk. Ook trekken die illustraties de aandacht van kinderen en bovendien houden prentenboeken die aandacht langer vast. Daarnaast spelen humor en herhaling een rol. Tot slot wordt in veel prentenboeken gespeeld met voorkennis. Denk aan het voorlezen van Dikkie Dik Sesamstraat waar de kinderen op basis van eerdere situaties uit het verhaal het vervolg of de afloop mogen raden.

Wat maakt een prentenboek tot een goed prentenboek?

Foei, ik wil niet normerend bezig zijn! Een goed prentenboek is voor mij een prentenboek dat kinderen (en eventueel voorlezende ouders/leerkrachten) plezier biedt. Maar, laat ik de vraag dan anders formuleren: wanneer is de kans op plezier met een prentenboek het grootst?

Dit is het geval:

  • als het verhaal het kind spelenderwijs laat zien hoe de wereld in elkaar zit of kan zitten;
  • als tekst en beeld niet één op één op elkaar aansluiten, zodat er wat te raden en na te denken valt;
  • als de illustraties en de tekst enigszins ambigu zijn, als ze meerdere lagen en betekenissen hebben;
  • als kind zelf met het verhaal aan de slag kan. Mee kan denken / leven met een personage. Identificatie blijft van belang.

Daarnaast sorteren prentenboeken het grootste effect als je ze afwisselt, dat wil zeggen, soms een prentenboek met veel tekst, dan weer eentje met weinig tekst en liefst ook met verschillende soorten teksten. Daarnaast laat het veelvuldig (voor)lezen van prentenboeken kinderen het beste kennismaken met conventies en hoe daarmee kan worden gespeeld.

Allemaal leuk en aardig maar wat wil de kleuter zelf?

Al die theorie zal de kleuter gestolen kunnen worden, de kleuter wil net als oudere kinderen vooral een spannend verhaal. Ja, natuurlijk. En ik heb al wat aspecten genoemd die daarbij een rol spelen. Een prentenboek – of eigenlijk ieder jeugdboek – is zelden spannend als de lezer zich niet kan identificeren met een of meerdere personages.  Maar hoe werkt spanning in een prentenboek nu? Die vraag ga ik morgen beantwoorden en ik gebruik daarvoor opnieuw Max en de Maximonsters van Maurice Sendak.


Dit is het vijfde deel in een reeks over prentenboeken en Max en de Maximosters van Maurice Sendak.

Prentenboeken leggen de basis (2/3)

Lezen voor je plezier of meer?

Zelf heb ik lezen altijd geweldig leuk gevonden. En voor de duidelijk: ik vind het nog steeds geweldig leuk. Dat is ook één van de redenen dat ik met dit blog ben begonnen. Schrijven over iets waar ik plezier aan beleef, wat kan er nou leuker zijn. Ik hoop dat ik dat plezier ook over kan dragen. Of jullie er nu meer (jeugd)boeken door gaan lezen dat maakt mij niet zoveel uit. Deze blogs mogen ook nostalgische gevoelens losmaken.

Toch is er meer. Vanuit onderwijskundig oogpunt wordt verondersteld dat goed kunnen lezen belangrijk is. Veel inspanningen zijn er dan ook op gericht om jongeren aan het lezen te krijgen. Daar zouden ze later namelijk alleen maar profijt van hebben. Gisteren zagen we al dat leesbevorderingsprogramma’s weinig succesvol zijn.

Daar zijn echter kanttekeningen bij te plaatsen. Een van die kanttekeningen heeft te maken met prentenboeken. Die zijn in het onderwijs steeds belangrijker geworden omdat uit onderzoek gebleken is dat het structureel aanbieden van prentenboeken de leesvaardigheid van kleuters bevordert. En deze significante verbetering van de leesvaardigheid gold – zo bleek uit Tilburgs onderzoek eind jaren ’90 van de vorige eeuw – niet alleen voor goed presenterende leerlingen, maar ook voor achterstandsleerlingen.

Het prentenboek heeft dus nut

De kinderen uit groep 3 die mee hadden gedaan aan het experiment werden een jaar lang elke dag voorgelezen uit prentenboeken die bij de lesstof op het gebied van rekenen en taal aansloten en kregen tijd om zelf prentenboeken te lezen. Voorafgaand en na afloop van het schooljaar werden hun scores vergeleken met een controlegroep die niet aan het experiment meededen.

Uit het onderzoek bleek dat leerlingen uit de experimentele groep na afloop beter scoorden op het gebied van begrijpend lezen, van woordenschat, beter waren in rekenen en een groter probleemoplossend vermogen hadden dan derdegroepers uit de controlegroep. En de verbetering gold zowel voor goede als minder goede leerlingen.

Prentenboeken = kijken én lezen

Wat mij vooral verbaast bij herlezing van dit onderzoek is dat prentenboeken er dus toe bij kunnen dragen dat kinderen beter gaan rekenen.Een mogelijke verklaring hiervoor kan gegeven worden doordat in het prentenboek tekst en beeld – of misschien kan ik beter beeld en tekst zeggen samen één geheel vormen. De leerling wordt uitgedaagd om de samenhang tussen tekst en beeld voor zichzelf te reconstrueren. Bovendien lijkt het erop dat beelden de fantasie van kinderen meer prikkelen dan teksten. Daarnaast wordt voor het interpreteren van teksten andere hersendelen ingezet dan voor het interpreteren van beelden. De prentenboekenlezer gebruikt dus meerdere hersencentra en stimuleert daarmee zijn ontwikkeling.

Het moet natuurlijk wel leuk blijven

Wat educatief verantwoord is, heeft soms het nadeel minder leuk te zijn. Echter, uit de overlevering weet ik dat ik altijd heel veel plezier heb gehad als mijn ouders of juf en meester mij voorlazen uit prentenboeken. En zijzelf hadden dat plezier ook.

Dus lees vooral voor uit prentenboeken, en laat je kinderen er zelf ook mee stoeien. Het is leuk en het is nog nuttig ook.

Morgen kijk ik naar hoe prentenboeken tegenwoordig in het onderwijs worden ingezet.


Dit is het vierde deel in een reeks over prentenboeken en Max en de Maximosters van Maurice Sendak.

Prentenboeken leggen de basis (1/3)

Intro

Annie M.G. Schmidt kende de waarde van prentenboeken. Ze wist natuurlijk ook hoe ze ze (samen met onder andere illustratrice Fiep Westendorp) moest maken, maar dat is ongetwijfeld voer voor later. Waarom ik Annie M.G. nu aanhaal is omdat zij stelde dat de weg naar het Stedelijk Museum begint bij prentenboeken. In deze driedelige blogpost ga ik proberen te achterhalen in hoeverre deze uitspraak aan de waarheid raakt.

Culturele en literaire socialisatie

Tijdens mijn studie volgde ik ooit een vak dat culturele en literaire socialisatie heette. Het ging onder andere over het belang van prentenboeken voor die socialisatie. Laten we daarom eerst eens kijken wat socialisatie precies is.

Van Dale stelt bij 0.3 van het lemma socialisatie:

<sociol.> opneming van een individu in de cultuur van zijn omgeving.

Dat schiet nog niet heel hard op, maar we zullen het er even mee moeten doen, want ik heb van alle vakken uit mijn propedeuse uitgetypte aantekeningen behalve van culturele en literaire socialisatie. Voor de zekerheid geef ik ook nog even de korte definitie van Wikipedia:

het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd;

We mogen dus wel stellen dat culturele en literaire socialisatie dus iets betekent als het proces waarbij iemand de culturele en literaire waarden van zijn omgeving krijgt aangeleerd. En dat kan aardig want dat was precies waar het vak over ging: hoe laat je kinderen met blijvend effect kennismaken met cultuur en literatuur.

Die vraag maak ik hier iets specifieker:

welke rol spelen prentenboeken bij de culturele en literaire socialisatie van kinderen?

Die vraag heeft een impliciete vooronderstellingen:

  • Het kind verkeert in een omgeving waarin het in aanraking komt met prentenboeken.
  • Dat kan zowel thuis zijn als op school.
  • Het gemiddelde onderwijsniveau in Nederland is gestegen
  • Het gestegen onderwijsniveau maakt ouders en kinderen misschien vatbaarder zijn voor cultuur en literatuur dan vroegere generaties. En dat uit de hoger opgeleide generatie meer mensen kennismaken met literatuur en cultuur.

En is nog een aantal andere premissen, maar ik hou het graag overzichtelijk. Mocht iemand interesse hebben in vakliteratuur dan weet u mij te vinden. Een laatste punt dat hier nog van belang is, is dat ik me op deze site vooral bezig wil houden met literatuur en dat culturele socialisatie waar die betrekking op theater of schilderkunst of andere vormen van cultuur buiten beschouwing worden gelaten. Ik wil het dus vooral hebben over literaire socialisatie.

Maar wat is literaire socialisatie dan? En wat is het nut ervan?

Als je het heel zwart/wit wilt stellen kun je literaire socialisatie definiëren als leesbevordering. En nu kan ik u vertellen dat de meeste leesbevorderingsprojecten weinig succesvol zijn geweest, zo is uit allerlei onderzoek gebleken. En het is ook uit allerlei onderzoek – de vijfjaarlijkse tijdsbestedingsonderzoeken van het SCP – gebleken dat we – en dan vooral de jongere generaties – sinds 1975 steeds minder zijn gaan lezen. Maar het nadeel van veel van die onderzoeken is dat ze slechts rekening houden met de hoofdactiviteit. Dus lezen betekent een boek of krant lezen. Dat u tijdens de hoofdactiviteit internetten ook veel leest, komt niet aan de orde.

Nemen we deze dubbele activiteiten mee, dan blijkt dat we helemaal niet zo heel veel minder lezen. En lezen lijkt ook steeds belangrijker te worden doordat het opleidingsniveau en daarmee ook het werkniveau stijgen.

En omdat (voor)lezen begint met prentenboeken blijven die van belang. En er is onderzoek waaruit het blijkt dat het lezen van prentenboeken wel leesbevorderend werkt. Morgen meer.


Dit is het derde deel in een reeks over prentenboeken en Max en de Maximosters van Maurice Sendak.