De Roos en het Zwijn is, zoals ik al eerder opmerkte, een bewerking van het sprookje Belle en het Beest. Het oorspronkelijke sprookje is in de zestiende eeuw geschreven door de Italiaan Gianfresco Straparola die volgens het artikel op de Engelstalige Wikipedia de voorvader was van het literaire sprookje in Europa. Helaas zijn op zowel Project Gutenberg als op Google Books geen werken meer van hem te vinden.
Wel te vinden op Project Gutenberg is Beauty and the Beast van Madame Leprince de Beaumont. Deze wordt zowel door Wikipedia als door Anne Provoost de meer bekende versie genoemd. Het is misschien aardig om het sprookje van Provoost te vergelijken met dat van Madame Leprince de Beaumont.
Het eerste wat opvalt is dat het oudste van de twee versies van het sprookje in totaal niet meer dan zes pagina’s telt* – in de epub e-reader variant zonder illustraties. Dat brengt natuurlijk met zich mee dat dit verhaal veel minder gelaagd is. Er zijn minder gebeurtenissen, ze worden minder uitvoerig beschreven, slechts eenmalig verteld, terwijl sommige gebeurtenissen bij Provoost terugkomen in iets andere vorm – bijvoorbeeld de reizen van hun vader – waardoor ze steeds een andere lading in het verhaal krijgen.
Er zijn ook nog wat kleinere verschillen: in de oudste variant is sprake van zes kinderen, naast de drie dochters heeft de rijke koopman ook nog drie zonen. En in de versie van Provoost sterft de moeder in hoofdstuk 1, in de oudere versie is ze helemaal afwezig.
Het belangrijkste waar beide verhalen qua vorm in verschillen is misschien wel het vertelperspectief. Het 18e-eeuwse sprookje kent een traditionele auctoriale (alwetende) verteller die buiten de personages en de gebeurtenissen staat. Anne Provoost heeft een andere benadering gekozen: een ik-verteller en wel de Roos. Op die manier krijgt de lezer meer kans haar kant van het verhaal te beleven. Doordat vanaf het begin echter al duidelijk is dat de vertelster terugkijkt op haar leven; is ze dus wel alwetend. De lezer ziet alles vanuit haar standpunt.
Inhoudelijk zijn er ook verschillen. In het verhaal van Provoost zijn er in feite twee Zwijnen: Zoran het knobbelzwijn en Thybeert, de mismaakte man bij wie ze haar vaders schuld inlost, weer vertrekt en uiteindelijk terugkeert. Zoran is in het eerste deel van het verhaal haar hoeder en hij is degene die Rosalena verreweg prefereert boven alle mannen die in stomheid zijn geslagen als ze haar schoonheid komen bewonderen. Maar als Rosalena zich aangetrokken voelt door de bosduivel waarmee ze tweemaal de liefde bedrijft, verdwijnt en sterft Zoran. Thybeert zou je kunnen beschouwen als Rosalena’s verlosser. Ze voelt zich schuldig over de dood van Zoran, over het feit dat zij als enige geen pokken heeft gekregen en over de onmogelijke opdracht die ze haar vader gaf en die hem in het ongeluk stortte.
Daarmee wijkt Provoost sterk af van Madame Leprince de Beaumont. Bij Provoost is het Zwijn in feite de verlosser van de Roos en blijft hij aan het einde van het verhaal lelijk terwijl in het oudere verhaal het Beest een knappe prins wordt als Belle belooft met hem te trouwen, en zij dus zijn verlosser is. Het sprookje van Leprince de Beaumont eindigt daarmee met het traditionele “En ze leefden nog lang en gelukkig.” zoals de tekst ook vermeldt. Provoost maakt geen melding van een lang en gelukkig leven en gezien de gemoedstoestand van Rosalena kun je daar ook je twijfels bij hebben.
Provoost heeft veel gedaan met het sprookje. Zoals ik al eerder zei, zit het verhaal erg vol. Ze geeft veel inzicht in het waarom van de gevoelens van de personages. En ze geeft een mooi beeld van de Middeleeuwen, bijvoorbeeld door elfen en engelen een rol te laten spelen in het verhaal en door de pokkenepidemie.
* De versie van Leprince De Beaumont is een verkorte hervertelling van een iets eerdere versie van Gabrielle Suzanne Barbot de Villeneuve. Haar versie heb ik echter niet kunnen vinden.
Dit is het zesde en laatste deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.